Het Vergeten Leger
Nederlandsch Indie 1945-1950
Topi Merah
Toen op 1 mei 1947 de 1e Paracompagnie werd opgericht, werden rode baretten uitgereikt hoewel de springopleiding nog niet had plaatsgevonden. De Legercommandant wilde de aspirant-para's, die een zware commando-opleiding op Nieuw-Guinea achter de rug hadden, onderscheiden en ze als een elite eenheid aanmerken. De rode (maroon) baret was als distinctief voor Britse para- en luchtlandingseenheden op 29 juli 1942 door de Britse legerleiding ingevoerd (volgens overlevering was de kleur gekozen op initiatief van de echtgenote van generaal Browning) en werd het, o.a. door de inzet van deze eenheden bij Arnhem,  een zeer gewaardeerd en door vriend en vijand erkend onderscheidngsteken.

De eerste baretten t.b.v. de SOP waren vervaardigd op Java en de diverse delen van de baret waren aaneengestikt. De baretten waren gevoerd met zwarte voeringstof en v.v. een zwarte leren zweetband, waarin een katoenen veter was aangebracht, die aangetrokken en gestrikt kon worden. De baret diende op Britse wijze gedragen te worden, horizontaal, met de rand circa 3 cm boven de wenkbrauwen, het embleem boven het linkeroog en de flap omlaag hangend tot de bovenzijde van het rechteroor.

Als erkenning voor bewezen diensten mochten diegene die na 1950 in beroepsdienst bleven of overgingen de baret tot 1 juli 1955 blijven dragen. Na die datum koos de legerleiding voor uniformiteit in hoofddeksels (met uitzondering van het KCT) en verdween dit onmiskenbare onderscheidingsteken om thans weer als hoofddeksel (en onderscheidingsteken) voor de Luchtmobiele eenheden te dienen.