Nieuw Guinea 1950-1962
Troepen op Nieuw Guinea
Omschrijving:
Een verticaal gedeeld Romaans schild van zwart en geel,
voorzien van een gekruist zwaard en papoeaspeer in wit,
waarop de Rijksappel in oranje is aangebracht.
Ingesteld:
Bij Legerorder No 208 van 1950
Draagwijze:
Rechtermouw, 6 cm onder de schoudernaad
Uitvoeringen:
Geweven van katoen
Geemaillerd metaal
Afmeting:
Hoog 70 mm, breed 60 mm
Vervallen:
Bij Legerorde No 60022 van 1960

Landmacht Nederlands Nieuw Guinea
1960-1962
Omschrijving:
Een rechthoekig licht gewelfd schildje, waarop het gebiedsdeel is afgebeeld in groen tegen een lichtblauwe achtergrond waarover in wit de vijf sterren van het Zuiderkruis zijn aangebracht, de onderkant van het schildje is bedekt met drie horizontale banen, respectievelijk rood, wit en blauw, elk vier mm breed. Het mouwembleem is aan de binnenkant v.v. bevestigingsspelden.
Ingesteld:
Bij Legerorder No 95 van 1960
Draagwijze:
Rechtermouw, 10 cm onder de schoudernaad
Uitvoeringen:
a) Bedrukt metaal
b) Plastic met kleine sterren
c) Plastic met grote sterren, een werkelijke afbeelding van      het sterrenbeeld Zuiderkruis
Afmetingen (2e model):
Hoog 58 mm, breed 40 mm
Vervallen:
Bij Ministriele Beschikking van 13 september 1961
Landmacht Nieuw-Guinea 1950 - 1955
Nadat na vier jaar gevechten en twee politionele acties in Nederlands-Indie, op 27 december 1949 in Den Haag de souvereiniteitsoverdracht werd getekend, bleven er op Nieuw Guinea Nederlandse troepen achter omdat dit deel van het eilandenrijk buiten de overdracht was gebleven. Deze eenheden 'Landmacht Nieuw-Guinea' geheten kregen bij Ministriele beschikking van 5 augustuis 1950 een eigen mouwonderscheiding. De minister bepaalde dat door personeel, behorende tot de troepen op Nieuw-Guinea op de rechterbovenmouw van het jak-VT of het daarmee overeenkomstig kledingstuk der tropen kleding een mouwonderscheidingsteken van geemaillerd metaal zou worden gedragen. In verband met het overdragen van de beveiligingstaak aan de Koninklijke Marine werd de 'Landmacht Nieuw-Guinea' op 28 februari 1955 opgeheven en kwam het embleem, in praktische zin, te vervallen.

Het 6e Bataljon Infanterie
Ter versterking van de al op Nieuw-Guinea aanwezige troepen werd ingevolge beschikking van de Chef Generale Staf per 11 mei 1960 opgericht het Stafdetachement van de Brigade Nederlands Nieuw-Guinea. Met ingang van 31 mei 1960 werd het 6e Bataljon Infanterie opgericht. Dit 6 IB vertrok op 30 september 1960 met  het M.S. Groote Beer naar Nieuw-Guinea. De eerste commandant was luitenant-kolonel L.C.G.F. Onvlee, in 1962 opgevolgd door lkol G.L. Snell. 

De zes compagniën van 6IB, dat grotendeels bestond uit dienstplichtigen, namen aan de west- en zuidwestkust van Nieuw-Guinea posities van de mariniers over, die zich als mobiele reserves op Biak en Manokwari terugtrokken. De dislocatie was als volgt:

Bataljonsstaf, verzorging en drie compagniën (A, E en F) opereerden vanuit Sorong
B compagnie opereerde vanuit Kaimana
C compagnie opereerde vanuit Fak Fak
D compagnie opereerde vanuit Merauke
De drie buitencompagniën (B, C en D) kwamen onder operationeel bevel te staan van COSTRING (Commandant Strijdkrachten Nieuw-Guinea), de hoogste marine autoriteit.








Na  enerverende jaren in de tropen te hebben doorgebracht met de inmiddels ter meerdere versterking aangekomen 17e en 41e Bataljon Infanterie, 928e en 940e Afdeling lichte luchtdoelartillerie en diverse ondersteunende detachementen keerden de laatste militairen op 25 november 1962 met het M.S. Waterman in Nederland terug.
Met ingang van 1 januari 1963 werd het 6e IB officieel opgeheven.

Op de rechterbovenmouw het mouwembleem. Er verschenen drie modellen. De eerste uitvoering was van metaal (a), hoog 81 mm en breed 57 mm met scherpe hoeken en een 1 mm smalle witte rand. Het tweede model (b) was van kunststof 68 mm hoog en 48 mm breed met ronde hoeken en in de lengte iets gebogen. Het derde model (c) was gelijk aan het tweede, zij het dat het sterrenmotief iets afweek van die op beide vorige emblemen. Nb. alle drie de emblemen voldeden, wat hoogte en breedte aangaat, dus niet aan de Ministriele Beschikking.

Tropenhoed
6e IB
Embleem Regiment Oranje Gelderland, alu uitvoering
a
b
c
Kleine variatie, een drie-tal gaatjes ter bevestiging i.p.v. een sluitspeld
Stoffen uitvoering
kleermakers aanmaak
Stoffen uitvoering
dienstverstrekking
Bij MB van 9 juli 1960 gewijzigd bij MB van 13 september 1961 werd bepaald dat door militairen
behorende tot het detachement Nederlands Nieuw-Guinea van de Koninklijke Landmacht in plaats van de veldmuts de tropenhoed gedragen zou worden (afkomstig van het Belgische leger uit de Kongo). Tevens werd bepaald dat bij het uitgaanstenue het baretembleem met bijbehorende ondergrond op het midden van de opgeslagen linkerrand van de tropenhoed bevestigd moest worden. Registratief viel het bataljon onder het Regiment Oranje Gelderland en droeg als zodanig ook dat baretembleem. In plaats van de tropenkoppel een witte koppel van webbing met koperen sluiting, bruine lage schoenen en khakikleurige sokken.
Borstembleem voor Dorpshoofden, ingevoerd door het Binnenlands Bestuur Nederlands Gouvernement Nieuw-Guinea 1950-1962.
Te dragen op de linkerborst van khaki uniform
Variatie
In 1961 werd het Papoea Vrijwilligers Korps opgericht. Deze eenheid van autochtone troepen kon worden gezien als de indirecte voortzetting van het Papoea Bataljon van de Koninklijke Landmacht dat na de Tweede wereldoorlog op Nederlands Nieuw Guinea opereerde en in 1948 was opgeheven. De organisatie van het PVK was gebaseerd op het Australische Pacific Islands Regiment en werd geacht zelfstandig op te kunnen treden. Dit korps, onder leiding van de majoor der mariniers Van Heuven, zou uiteindelijk een omvang bereiken van 5 pelotons van elk 37 man, waarvan 25 Papoea's. De Papoea's waren onontbeerlijk tijdens de patrouillegang in de tropen. Als rimboesoldaat waren zij niet te evenaren
Bron: collectie legermuseum.nl

Ten behoeve van het korps werd een uniform ontworpen, dat zowel geschikt zou zijn voor patrouillegang als voor het dragen bij ceremoniële diensten en passagieren. De minst in gebruik zijnde uniform kon daartoe worden voorzien van koperen afneembare knopen, ponceaurode schouder-bedekkingen, een rode sjerp om het middel, rood/zwart gevlochten fluitkoord en een zwarte koppel met  koppelplaat, waarbij ook nog de junglecap vervangen werd door een hoed, links opgeslagen, ook voorzien van korpsembleem en rode band en zwarte pluim.

Op het wit-metalen embleem van het korps, ontworpen door F. Smits, was de afbeelding zichtbaar van een typisch inheemse vogel, de casuaris: dit dier munt uit door agressiviteit, kracht en uithoudingsvermogen. Onder de vogel een tweetal gekruiste kapmessen en het devies van het korps, PERSEVERO (ik zet door, blijf standvastig). Het embleem werd gedragen op de links opgeslagen tropenhoed en op de messing koppelplaat.

Bij de keuze van de stof voor de uniform speelde mee een minimum aan gewicht, goede camouflagekleur, soepel en glad aanvoelen en de maximale bescherming tegen insecten. Al snel werd besloten dezelfde groen katoenen stof te gebruiken, als die werd verwerkt in de mariniersgevechtskleding, een stof die aan de meeste van de gestelde eisen voldeed. Ook de mariniersveldschoen, stevig en bestand tegen ruw terrein, werd overgenomen.



Als herinnering aan het feit dat generaal Douglas MacArthur in het plaatsje Ifar, tegen de helling van het Cycloopgebergte in 1944 zijn hoofdkwartier had gevestigd is daar in 1955 een monument opgericht . Het monument is thans voorzien van de volgende tekst:

Here stood the headquarters of General MacArthur and task force recless during the Pacific war
1944 - 1945
Afmeting embleem: 4 x 5.8 cm
Afmeting achtergrond: 6.4 x 7.2 cm
Voornamelijk gedragen door het 6e Infanterie Bataljon vanaf 1960
Kunststof exemplaren gedragen door de later gearriveerde 17e en 41e Bataljons Infanterie en ondersteunende detachementen.